Archive for december, 2008

Cabin Fever – Part I

december 16, 2008

Een paar jaar geleden gingen Dweezel en The Dog naar Senegal met Nr2. Het enige noemenswaardige feit dat over Nr2 in deze context kan gezegd worden, is dat ze een jaar eerder naar dezelfde plek was geweest en daar een maand een – wat zij noemt – “relatie” had gehad met a local, die achteraf bleek hetzelfde gehad te hebben met één vrouw uit elke nieuwe batch toeristen die landden in zijn dorp. Wreed toffe peer, die local, verderop “M” genoemd. Groot was de consternatie bij Nr2 toen hij zijn foto’s toonde van al die veroveringen – haar wereld verging, want ze was er rotsvast van overtuigd dat hij zou hebben gewacht op en gesmacht naar haar. Ik zeg het u, begin nooit iets met een actrice, want ze denken en willen dat alle ex-lieven blijven smachten naar hen, ook in het bijzijn van een nieuw lief, in casu Dweezel en The Dog. Point is dat ik meeging naar Senegal, tout court, omdat ik nog nooit in Afrika was geweest en er wel eens wou heengaan. De bestemming was Toubacouta, een gehucht dat ooit breed is uitgesmeerd op de televisie met nog zo’n ego-del uit ons Vlaamse landschap, ene G.L. So, Nr2 is obsolete from now on en “wij” en “ons” in hetgeen volgt slaan op Dweezel en The Dog, die overigens, voor alle duidelijkheid, evenmin nog smachten naar Nr2.

Op het vliegtuig naar Senegal zie je drie groepen mensen. Een eerste groep is die van de backpackers en de gezinnen, een tweede groep is die van de Senegalezen die terugkeren naar huis en een derde groep is die van vrouwen van middelbare en hogere leeftijd die vers-le-sud-gewijs naar Senegal trekken. They don’t eat meat but they sure like the bone, if you catch my drift. Het is maar een dikke vijf uur vliegen vooraleer je landt in Dakar en je stapt, net als in de goeie ouwe tijd, via een trap uit het vliegtuig recht op de tarmac. En die tarmac is heet, bloedheet. Afhankelijk van het seizoen kom je in kurkdroge of in extreem vochtige lucht terecht – denk in het laatste geval aan een bezoek aan uw ultramoderne stoomoven. Ik heb er geen, maar het voelde wel zo aan.

Het contrast tussen de verlaten luchthaven, binnen, en het tumult, buiten, is enorm. Honderden taxi’s staan te wachten terwijl de chauffeurs al het mogelijke doen om uw aandacht letterlijk te trekken: je armen, benen en rugzak vallen eraan ten prooi. Dweezel en The Dog hadden geluk en eindigden in een verwoede onderhandeling met slechts vijf chauffeurs waarvan één ons voor twee euro bracht naar centrum Dakar, waar er een nacht diende overnacht te worden. U heeft ongetwijfeld ook een hekel aan muggen? Wel, ik heb de gewoonte om met één arm boven het deken te slapen en die arm was ’s ochtends quasi opgegeten. Meer dan honderd muggenbeten, ik heb ze geteld, maar dat was echter triviaal in vergelijking met hetgeen me nog te wachten stond…

De volgende ochtend, na ons ondergedompeld te hebben in een bad anti-muggencrêmes van allerlei soorten, stond M te wachten aan de deur van het hotel om samen met ons naar zijn geboortedorp Toubacouta te gaan. Met de “taxi brousse”. Ik kon me daar wel iets bij voorstellen, namelijk een taxi die los doorheen de brousse rijdt, maar de term “taxi” was een beetje overschat. Beeld u in: een plein van enkele voetbalvelden groot, vól met “auto’s” en “bussen”, badend in een stofwolk in de vlakke zon, bezaaid met roepende chauffeurs, vol bonte kleuren van de locals en daartussenin, af en toe, een paar melkwitte toeristen met de rugzak krampachtig vastgeklemd voor hun buik. Tot die laatste groep behoorde ik weldra ook, op aanraden van M, die zich, alsof hij een pad volgde, kordaat een weg baande doorheen de massa. Ik zag geen pad en had heel veel moeite om M te volgen die af en toe op zijn stappen moest terugkeren om één of enkele chauffeur(s) van mij weg te slaan. Uiteindelijk werd een kennis van een kennis van de familie gevonden, taxichauffeur van beroep, in het trotse bezit van een Ford Taunus. Ruiten? Nope, wel een voorruit. Zetels? Nope, stukken moes. Koffer? Nope, dat waren ook zitplaatsen. Deurklinken? Nope, koorden hielden de deuren dicht. Andere attributen die men normaal vindt op auto’s? Nope. Later bleek ook dat schokdempers onbestaande waren en dat de taxi pas rendabel was vanaf zeven passagiers, dus, u raadt het al, we zaten er met negen in. Bagage anderhalve meter hoog op het dak, een ghettoblaster – hangend aan touwen – met Youssou Ndour loeiend hard en hup, wijle weg, voor een zes uur durende rit. Na het eerste half uur ben je half dood en voel je je kop niet meer tegen het dak knallen bij elke put in de, euh, baan. Na zes uur voel je niks meer, zelfs niet het zand in je mond en je keel. Je moet dat eens ervaren, echt. Het enig blijvend trauma is Youssou Ndour – he can stick his million voices where the sun doesn’t shine.

Weldra in deze blog: Part II, over het verschil tussen hutten en hutten, over tandontstekingen en apothekers, colgate en thee, schapen en wat je er zoal mee kan doen.

Dure van buiten

december 15, 2008

Zoals zapnimf een tijdje geleden in één van haar comments bemerkte, jawel, ik ben zo een dure van buiten, ’t is te zeggen een externe. Zo’n konijn dat springen moet als ze intern geen slachtoffers vinden om een bepaalde functie uit te oefenen, een consultant die wordt verhuurd door mijn werkgever. Een soort leasingkonijn, they say jump and I say how high gedurende drie maanden, zes maanden, een jaar, maakt niet uit.

Eén van de nadelen van zo’n job uit te oefenen is dat er nauwkeurig moet gelaveerd worden tussen dones and not dones in de consultantwereld. Zo moet je bijvoorbeeld de naam van je eigen werkgever hoog dragen en mag je geen interne mish mash van daaruit laten overvloeien naar je tijdelijke werkgever, terwijl je bij je tijdelijke werkgever indien mogelijk vacatures moet vinden om eigen consultant-collega’s binnen te halen. Dat gaat op zich vrij gemakkelijk, op voorwaarde dat de relatie met je tijdelijke werkgever optimaal is. In mijn geval was dat zo tot een maand of drie geleden, toen er hier iets gebeurde dat als tijdelijke werkgever eigenlijk not done is: vragen of ondergetekende eventueel zou interesse hebben om vast op de payroll te komen, met vijfhonderd neuro’s opslag en een nog dikkere voiture. Gevolgd door de vraag om dat niet te zeggen aan mijn eigen werkgever.

Ja hallo, ’t zal wel wezen zeker. Niets zeggen aan mijn werkgever? Ik ben nogal wreed loyaal naar mijn werkgever toe, want die hebben in mij geloofd op een ogenblik dat ik dat zelf niet deed, dus ik heb de volgende dag in geuren en kleuren verteld welk voorstel ik had gekregen en, vaneigens, dat het mij geen ene zak interesseerde om vast op de payroll te komen bij mijn tijdelijke werkgever, hoe aanlokkelijk het voorstel ook was. De job an sich interesseert me niet, het complete scheef lopen van de communicatie ligt me niet, het tempo waar dingen mee vooruit gaan is veel te traag en of je nu drie uur in de file zit in een dikke voiture of in een obese voiture maakt geen verschil. Gevolg: mijn werkgever is geen appeltje gaan schillen, neen, maar een hele appelboom gaan vellen met mijn tijdelijke werkgever. Gevolg daarvan: Dweezel en The Dog worden door zekere individuen binnen de tijdelijke werkgever serieus tegengewerkt. “Aaah ge wilt hier niet vast komen werken? Awel, dan zullen we uw laatste maanden serieus lastig maken.”

En dàt, beste mensen, is één van de vele voordelen van consultant zijn: die tegenwerking raakt mijn kouwe kleren niet, want eind januari ben ik hier schuif, op naar een nieuw bedrijf met nieuwe horizonten. Het eerste interview is achter de rug en was steengoed, nu nog met het absolute opperhoofd daar gaan babbelen en dan wordt de beslissing genomen. Die job zou mij wel eens op het vege lijf kunnen geschreven zijn: ik ben zo het soort mens dat iets kent over veel, maar niet veel over één specifiek iets. Een generalist als het ware en dat heeft me lange tijd gefrustreerd, maar nu zou ik in een job vallen waar ik proof of concepts mag doen, dingen uitvissen, ditjes en datjes onderzoeken tot op het punt dat de specialisten het kunnen overnemen. Ik moet dus de voorzet geven en anderen mogen de goal maken. I like. Waarom? ICT is een saaie wereld en in die wereld kan ik me niet lang op hetzelfde concentreren. Allez, ik kan dat wel, maar als het moet dan is het tegen mijn zin. In een vorig leven heb ik eens enkele maanden in een R&D cel gezeten en dat waren de leukste job-maanden in mijn carrière. En die nieuwe job, wel, dat is voor lange termijn, dus Dweezel en The Dog zien dat zwaar zitten. Het vel van de beer niet verkopen voor hij geschoten en goed en wel dood is, I know, de kogel heeft de kerk nog niet volledig aan gruzelmenten geschoten, maar het is alleszins wel leuk om naar uit te kijken. En het is niet in Brussel, oh my god 🙂

Geek affinity?

december 4, 2008

Misschien pas ik echt wel niet in de professionele wereld waarin ik vertoef… The Dog alleszins niet, zoveel is zeker, maar nu begint Dweezel toch ook hard te twijfelen. How come? Door het bekijken van het filmpje van het laatste bedrijfsevent. Eén van de onderdelen was, per groep van tien, de eerste salsa pasjes aan te leren. De geeks waarmee de IT-wereld is bezaaid gaan, natuurlijk, in pak en das naar zo’n feest (uitzondering: ondergetekende), zijn netjes kortgeknipt (uitzondering: ondergetekende) en gedragen zich o zo professioneel (uitzondering: ondergetekende). Ziet u het al voor u? Zo’n bende en salsa? Op zich een leuke challenge natuurlijk met compleet ritmegestoorde mannen en zéker als het slachtoffer dat ons die pasjes moest aanleren een, euh, welgevormde jonge vrouw bleek te zijn, gekleed in een weinig verhullend niemendalletje. Onnozel gegiechel troef en op dat filmpje zijn alle blikken duidelijk gefocust op iets helemaal anders dan de pasjes. Héél professioneel… en de vrouw in kwestie was hét onderwerp van de rest van de avond in bewoordingen die, euh, niet van de poes waren. Ik krijg dan steevast zo’n wrang gevoel, zoiets van “kunnen die nu echt over niks anders praten dan over hun werk of over mooie vrouwen”? Nu, als je op het jaarlijks bedrijfsfeest bent mét partner, kan je sommige van die mannen wel begrijpen, maar toch… Ongetwijfeld zijn ze stuk voor stuk goed in hun job, daar niet van, maar daarbuiten merk je geen spatje empathie, charme, respect of originaliteit op. O ja, Dweezel en The Dog moesten daar ook bas spelen en de eerste vijf vragen er na waren allemaal variatie op: “uw gitaar heeft maar vier snaren, dat zijn er normaal gezien toch meer? Of was ’t één van in de solden?” Woehahahaha, lachen geblazen! Dweezel, rustig, antwoordde dan elke keer dat hij al blij was dat sommigen wisten dat het een soort gitaar was en dat een ‘gewone’ gitaar meer snaren heeft dan vier. Dé joke van de avond, dat en het feit dat ik was ingedeeld bij het roze team. Ik werd gebombardeerd tot gitaar-met-vier-snaren-spelende-homo, door quasi iedereen als grap bedoeld, maar door één complete etter niet. Te pas en ten onpas moest hij daar mee op de proppen komen, tot absoluut vervelens toe. Surreëel, die avond: een ‘gewone’ bas heeft vier snaren, ik ben een oer-hetero, ik heb in mijn vriendenkring enkele echte homo’s – zelfs het cliché type – en ik zit daar in een bende van ongeveer veertig geeks waar ik geen enkele, maar dan ook geen enkele affiniteit mee heb. Het was alsof ik er niet was, het was alsof ik keek naar mezelf van ergens anders, way up cloud nine, maar The Dog gromde dat het een lieve lust was…

Let op, ik scheer niet alle IT-ers over dezelfde kam, helemaal niet. Ik heb enkele vrienden uit die wereld die wél een mening hebben, die wél kunnen schrijven (bijvoorbeeld het proza van Coltrui) en niet over niks anders dan hun werk of vrouwen kunnen praten. Zij beheersen de kunst van in die wereld te vertoeven en zich niet te enerveren in de complete oppervlakkigheid en de onbestaande emotionele quotiënten van de mede-bewoners. Zij doen hun job bovendien graag en daar heb ik alle respect voor. Misschien ben ik gewoon te moeilijk? Of misschien ben ik wel de etter? Op elk nieuw intake gesprek bij elk nieuw bedrijf kan ik me verkopen als de beste, praat ik hun taal en draag ik een pak en een das en steevast, eens ik een maand in die nieuwe functie zit, vraag ik me af waarom ik me die job nu weer heb ingezwanst want het interesseert me, in se, geen flikker. It’s a job, het is goed betaald, ik heb een dikke voiture, ja. Het échte leven en echte voldoening heb ik elders gevonden en ik denk dat professionele voldoening me altijd vreemd zal blijven zolang ik in dezelfde branche blijf werken.

It could be worse, right? Eigenlijk ben ik intens gelukkig en bezorgt thuiskomen bij Het Lief mij een instant cloud ten ervaring. Dàt, beste mensen, doet al mijn frustraties over banaliteiten zoals mijn werk, verdwijnen als sneeuw voor de zon en ik smelt met veel plezier mee.

Om het met Chic (die van Le Freak) te zeggen: “yawza, yawza, yawza“. 🙂